8. Natuur

Omstreeks 1820 eeuw is de landschapstijl van het park rondom de ruïne van huis Hemmen aangepast naar de Engelse landschapsstijl.  Dit is te herkennen door de hoogteverschillen, waterpartijen, bos en parkbomen. Door de verandering van stijl is de oudere aanleg nagenoeg geheel verdwenen. Bij deze vernieuwing werd de gracht voor het huis gedempt. Er zijn vijvers onstaan  door het vergraven van de oude grachten. Er is een aangepaste ingangspartij aangelegd en er kwam een gebogen oprijlaan langs een gazon. Een tweede belangrijke laan vormt een rondwandeling langs de andere kant om het daar gelegen weiland. Daarnaast zijn er nog enkele ondergeschikte wandelpaden, waarover u deze kant op bent gelopen.

Het parkbos aan weerszijden van de Veldstraat werd in het tweede kwart van de 19de eeuw aangelegd. Het bos aan de noordzijde van de Veldstaat noemt men het grote bos en aan de zuidkant het smidsbos. Het bestaat grotendeels uit eiken met enkele andere soorten en onderbegroeiing. Ondanks de Veldstraat die het parkbos doorsnijdt, is een er eenheid gecreëerd door de aanleg van één rondgaande laan door beide delen.

In het voorjaar zingt de zwartkop zijn ‘overspannen’ merel-liedje, de boomklever zijn krachtig herhaald ‘wiet –wiet- wiet’, de grote bonte specht roffelt erop los en de groene specht laat zijn lach horen. Het hele jaar laten de roodborsten hun parelend liedje als een ‘waterfluitje’ horen.